De caissons bij de Delta werken

Het stromingsgevaar

De Zandkreekdam is 830 meter lang en verbindt Zuid-Beveland met Noord-Beveland, ongeveer tussen Goes en Kortgene. Daarmee scheidt ze de (zoute) Oosterschelde van het (zoete) Veerse Meer. De dam die aan de Noorzeezijde het Veerse Meer afsluit heet de Veersegatdam. De Zandkreekdam was nodig om de bouw van de Veersegatdam mogelijk te maken. Als de Zandkreekdam na de Veersegatdam gebouwd was geweest, dan waren er serieuze problemen door de werking van de getijden ontstaan. Om dat te kunnen begrijpen, moeten we eerst terug naar de caissons. Deze betonnen gedrochten werden een voor een in het te dichten gat geplaatst. Hoe kleiner de ruimte die nog over is, hoe sterker de stroming wordt. Dezelfde hoeveelheid water perst zich namelijk door een steeds kleiner gaatje. De stroming kan daardoor zo sterk worden dat de laatste caissons nauwelijks geplaats kunnen worden. Als de Veersegatdam geplaatst zou worden zonder de Zandkreekdam, dan zou het zeewater ook via de 'achterkant' (de Oosterschelde in, via het Veerse Meer, terug de Noordzee in) overlast kunnen bezorgen. Nu de volgorde andersom was, kon het zeewater niet meer via de achterkant van het Veerse Meer naar zee terugstomen. Hierdoor verminderde de stroming bij de bouw van de Veersegatdam aanzienlijk en konden de caissons makkelijker geplaatst worden.

De Deltawerken afzonderlijk

Al in mei 1953 kwam de Deltacommissie met het eerste advies: afsluiting van de Hollandse IJssel met een stormvloedkering. Vervolgens adviseerde de commissie tot afsluiting van de Oosterschelde, het Brouwershavense Gat en het Haringvliet. Het vierde advies omvatte de uitvoering van het 'Drie Eilandenplan’, het verbinden van Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland door de afdamming van het Veerse Gat en de Zandkreek. Hiervoor waren veel dammen, dijken, sluizen en bruggen nodig.


Reacties