Ware wind en schijnbare wind
Het verschil tussen Ware Wind en Schijnbare Wind
Wanneer een instrument voor het meten van de windsnelheid en –richting wordt gebruikt op het land, dan zijn de gegevens die worden verzameld de snelheid en richting van de ware wind. Als we hetzelfde instrument monteren op een varende boot, dan zullen de gegevens verschillend zijn van de gegevens op het land. Deze gegevens zijn de snelheid en de richting van de schijnbare wind, relatief aan de boot. We gebruiken de term “relatief aan” omdat de schijnbare wind alleen toepasbaar is op de boot waar deze wordt gemeten en niet hetzelfde is voor andere boten in dezelfde regio.
Als de ware wind met een snelheid van 20 knopen uit het zuiden komt, en de boot met 15 knopen naar het zuiden vaart, dan zal de windsnelheid die wordt gemeten door het meetinstrument de som van de twee snelheden zijn (35 knopen) en de windrichting zal het zuiden zijn. Wanneer de boot met een snelheid van 15 knopen naar het noorden vaart, zal de windsnelheid die wordt gemeten het verschil zijn tussen de twee snelheden (5 knopen) en de windrichting zal wederom het zuiden zijn.
De situatie wordt lastiger wanneer de boot met een snelheid van 15 knopen naar het oosten vaart. Welke windsnelheid en –richting zal nu worden weergegeven? Om dit uit te leggen, hebben we een vector nodig. Een vector is een lijn met een pijl. De lengte van de lijn geeft de snelheid weer en de pijl geeft de richting van de boot aan.
In dit diagram, geeft vector TW de snelheid en de richting van de ware wind aan, BV geeft de snelheid en de richting van de boot aan en AW geeft de snelheid en richting van de schijnbare wind aan. De lengte van TW representeert 20 knopen uit het zuiden. De lengte van BV representeert 15 knopen naar het oosten. AW is het resultaat van het optellen van de vectoren en representeert de schijnbare wind relatief aan de boot. De lengte representeert 25 knopen. De hoek tussen AW en BV, weergegeven als ^aw, is 53 graden. De schijnbare wind heeft hierbij een snelheid van 25 knopen en de richting is 53 graden ten zuiden van het oosten.
De schijnbare wind is de wind die effect heeft op de vaart, niet de ware wind. Daarom is het belangrijk om te weten hoe deze schijnbare wind zich gedraagt.
Als de ware wind met een snelheid van 20 knopen uit het zuiden komt, en de boot met 15 knopen naar het zuiden vaart, dan zal de windsnelheid die wordt gemeten door het meetinstrument de som van de twee snelheden zijn (35 knopen) en de windrichting zal het zuiden zijn. Wanneer de boot met een snelheid van 15 knopen naar het noorden vaart, zal de windsnelheid die wordt gemeten het verschil zijn tussen de twee snelheden (5 knopen) en de windrichting zal wederom het zuiden zijn.
De situatie wordt lastiger wanneer de boot met een snelheid van 15 knopen naar het oosten vaart. Welke windsnelheid en –richting zal nu worden weergegeven? Om dit uit te leggen, hebben we een vector nodig. Een vector is een lijn met een pijl. De lengte van de lijn geeft de snelheid weer en de pijl geeft de richting van de boot aan.
In dit diagram, geeft vector TW de snelheid en de richting van de ware wind aan, BV geeft de snelheid en de richting van de boot aan en AW geeft de snelheid en richting van de schijnbare wind aan. De lengte van TW representeert 20 knopen uit het zuiden. De lengte van BV representeert 15 knopen naar het oosten. AW is het resultaat van het optellen van de vectoren en representeert de schijnbare wind relatief aan de boot. De lengte representeert 25 knopen. De hoek tussen AW en BV, weergegeven als ^aw, is 53 graden. De schijnbare wind heeft hierbij een snelheid van 25 knopen en de richting is 53 graden ten zuiden van het oosten.
De schijnbare wind is de wind die effect heeft op de vaart, niet de ware wind. Daarom is het belangrijk om te weten hoe deze schijnbare wind zich gedraagt.
Reacties
Een reactie posten